Het bisuitdeeg
maak je door de eierdooiers met de suiker erg schuimig op te
kloppen.
Voeg tijdens het duchtig kloppen een snuifje zout toe.
Roer de bloem en het aardappelmeel netjes dooreen en zeef dit
lepelsgewijs door de schuimeieren.
Je klopt de eiwitten de hoogte in en die Alpenpieken roer je handig
door het beslag.
Bij een temperatuur van 200 graden laat je het bicuitdeeg ongeveer
30 minuten bakken.
Je wrijft liefst een springvorm goed in met boter.
Het gebakken exemplaar mooi laten koelen.
Als de cake bijna koel is, kan je hem overdwars in tenminste 4
plakken doorsnijden.
Dit gaat perfect met een ijzerdraad of een scherp mes en een vaste
hand.
Je legt de plakken naast elkaar en nummer één bekleef je met
abrikozenconfituur.
Je drukt er netjes de tweede plak cake op en die smeer je in met
rode confituur. Je kiest uit potjes aardbeien, kersen of frambozen.
Als dit karweitje geklaard is, druk je nummer drie op de toren en
dit geef je een rijke laag ananasconfituur. Om de taart af te werken
naar vorm kleef je de cakelaag nummer vier op de taart en die snee
verdeel je in gedachten in zes punten. Om beurt strijk je een punt
vol met de confituren die je gebruikte tussen de plakken. Zo krijgt
iedere soort twee punten toebedeeld.
Extra mooi maak je de taart door 12 punten in te kleuren. Op ieder
vlak spuit je een dot slagroom en je lepelt er een kleurtje
confituur op, hetzelfde kleurtje als het vlak ernaast.
Je steekt er een halve of een vierde kers op en je taart is klaar.
Vind je het biscuit wat bloot op de zijkanten, dan kan je gerust wat
room opkloppen en dit over de opstaande randen uitstrijken.
Die kan je dan nog bedekken met vlokken chocolade, korreltjes suiker
of gebrande amandelschilfers.
|